Stabiele zijligging

'

                         

 

 

Werkkaart: Stabiele zijligging

 

 

Gedaan

Niet gedaan

Niet van toepassing

Voorbereiding:

1.     

Zet de volgende materialen en middelen klaar:

n.v.t

q 

q 

q 

Uitvoering:

1.     

Kniel naast het slachtoffer aan de kant van het gezicht.

q 

q 

q 

2.     

Controleer of het slachtoffer bij bewustzijn is. Spreek het slachtoffer daarvoor aan: vraag bijvoorbeeld wat er is gebeurd.

q 

q 

q 

3.     

Dien voor de zekerheid ook een pijnprikkel toe. Knijp stevig in het oorlelletje of in de handrug van het slachtoffer.

q 

q 

q 

4.     

Kijk of er iets in de mond van het slachtoffer zit. Losse spullen, zoals kauwgom of een los plaatje met tanden, haal je eruit.

q 

q 

q 

5.     

Maak knellende kleding los. Helmen moet je laten zitten. Bij het verwijderen van een helm kun je verder letsel veroorzaken.

q 

q 

q 

6.     

Controleer of het slachtoffer ademt door je hand met gespreide vingers op de overgang van zijn borst en buik te leggen. Je kunt ook de rug van je hand voor de mond van het slachtoffer houden om de adem te voelen, of eventueel een spiegeltje.

q 

q 

q 

7.     

Pak de arm van het slachtoffer, die het dichtst bij je is, vast bij de elleboog en pols.

q 

q 

q 

8.     

Leg de arm schuivend over de grond zo ver mogelijk opzij. De arm moet bijna haaks op het lichaam staan. Als dat niet gaat, van de arm afblijven!

q 

q 

q 

9.     

Pak de andere arm van het slachtoffer vast en leg deze over zijn borst en buik. Vastpakken bij de elleboog en pols.

q 

q 

q 

10. 

Buig het been van het slachtoffer, dat het verst van je verwijderd is, in de knieholte.

q 

q 

q 

11. 

Plaats de voet van dat been in de knieholte van het andere been. Blijf de knie vasthouden zodat deze niet naar buiten valt.

q 

q 

q 

12. 

Houd je ene hand op de gebogen knie van het slachtoffer en ondersteun met je andere hand het hoofd. Je vingers moeten de grond raken.

q 

q 

q 

13. 

Draai het slachtoffer naar je toe door zijn gebogen knie naar je toe te trekken en tot op de grond te duwen. Doe dit in één beweging en ondersteun daarbij zijn hoofd.

q 

q 

q 

15. 

Breng vervolgens zijn hoofd iets achterover met de neus en de mond naar de grond gericht. Bloed en slijm kunnen er nu uitlopen.

q 

q 

q 

16. 

Leg de handpalm van de bovenste arm plat op de grond ter hoogte van het oor, zodat het hoofd op de hand kan rusten.

q 

q 

q 

17. 

Je kunt ook een opgevouwen jas onder het hoofd leggen.

q 

q 

q 

18. 

Controleer om de minuut de ademhaling, tot deskundige hulp aanwezig is.

q 

q 

q 

Nazorg:

1.     

n.v.t

q 

q 

q 

 

'